Overslaan en naar de inhoud gaan

De inwoners van Gubbio, een dorpje in Italië, waren trotse, om niet te zeggen hovaardige mensen. Hun dorp was kraaknet: de straten waren geveegd, de muren helder witgekalkt, de felrode dakpannen afgewassen, de ouderen gelukkig, de kinderen braaf, hun ouders harde werkers. Gubbio lag tegen de bergflank aan en de dorpelingen keken minachtend neer op de dorpjes in de vlakte. Ze vonden 'de mensen van beneden' vuil en slordig en hadden liever geen omgang met hen.

Op een nacht sloop een schaduw Gubbio binnen en verslond twee dorpsbewoners. Ontsteltenis overviel de bevolking. Twee koene kerels boden zich aan om het monster te gaan doden. Gewapend met hun zwaard wachtten ze het vastberaden op. De volgende ochtend vond men hun verscheurde lichamen.

Algemene paniek. Het moest gaan om een wolf die 's nachts in de straten van het dorp rondzwierf. De dorpsraad besloot een beroep te doen op een heilige waarvan de mare ging dat hij met dieren kon praten. Zo zouden ze het monster wel kwijtraken. Die heilige was niemand minder dan Franciscus van Assisi. Ze stuurden een afvaardiging naar hem toe om hem te smeken de wilde wolf voor immer uit hun vreedzame dorpje te verjagen.

De hele groep toog naar het dorp. Bij een kruispunt nam de heilige een andere weg dan de afgevaardigden. Hij drong diep in het woud door om in die woestenij met het wilde beest te gaan praten.

De volgende ochtend kwamen alle dorpelingen op de marktplaats samen. Toen Franciscus op zich liet wachten, werden ze ongeduldig. Toen ze hem eindelijk uit het woud te voorschijn zagen komen, begonnen ze allen van vreugde  door elkaar te roepen. De heilige baande zich langzaam een weg door de menigte, tot bij de bronput, ging op de putrand staan en sprak zijn gehoor als volgt toe: 'Mensen van Gubbio, geef jullie wolf te eten!' Dat was alles. Hij klom weer naar beneden en ging heen.

Dat zinde de inwoners van Gubbio niet. Ze waren boos op Sint-Franciscus. Hun angst voor de wolf maakte plaats voor ontgoocheling en toorn. Zo'n heilige was voor niets goed! Zodra ze echter van hun eerste verrassing bekomen waren, kwamen ze tot bezinning. Ze gaven een dorpeling de opdracht nog die avond voor zijn deur een lamsbout neer te leggen. De volgende avond kreeg iemand anders die opdracht, enzovoort.

Sindsdien heeft de wolf geen enkele inwoner van Gubbio meer opgevreten. Het leven hernam zijn normale gang. En de mensen leerden van het voorval. Ze werden wijzer. Ze keken nu niet meer hooghartig en misprijzend op de bewoners van de vlakte neer. Nu er in hun mooie dorp een wolf rondwaarde, waren ze heelwat nederiger geworden.

 

De vijand in mij liefhebben

Op een sabbat ging de zoon van een rabbijn bidden in een andere synagoge dan die van zijn vader. Toen hij weer thuiskwam, vroeg zijn vader hem: 'Wel, zoon, heb je iets nieuws geleerd?’ ‘Ja, natuurlijk', antwoordde de zoon. Lichtjes gekrenkt in zijn rabbijnentrots vroeg de vader, bitser dan hij zelf wilde: 'En wat leren ze daar dan wel’? ‘Heb je vijand Lief', antwoordde de zoon. Dat liet de vader niet over zich gaan: 'Wat is daar zo nieuw aan? Dat verkondig ik toch ook?' Waarop de zoon, wat ondersteboven, antwoordde: 'Ze hebben mij geleerd de vijand lief te hebben die in mij woont, en daar ben ik altijd zo tegen tekeergegaan!'

 

Je schaduw omhelzen

Je schaduw herkennen. Ik ben niet ik

Ik ben degene die naast mij loopt en die ik niet zie

Bij wie ik soms langsga, en die ik op andere ogenblikken uit het oog verlies

Die mij vergeeft als ik aan het snoepen ga.

Die in de wijde natuur rondzwerft als ik binnen ben.

Die zwijgt als ik spreek.

Die staande zal blijven als ik sterf.

 

Willy Staessens, 10 februari 2018

 

🡡