Overslaan en naar de inhoud gaan

Atrechtcollege

Gelegen op het hoogste punt van de Naamsestraat, naast het Premonstreitcollege en schuin tegenover het Van Dalecollege, is het Atrechtcollege ingeplant op een langwerpig, achteraan verbredend en aan het Sint-Donatusspark grenzend perceel. De gebouwen omsluiten twee binnenplaatsen .Het voorplein aan de straatzijde en de Japanse honingboom in 1974 respectievelijk beschermd werden als landschap en monument.

Het Atrechtcollege werd gesticht in 1508 door Nicolaus Ruterius, afkomstig van Luxemburg en in 1502 benoemd tot bisschop van Atrecht.

Naast een belangrijke politieke loopbaan aan het Bourgondische hof bekleedde hij tal van hoge kerkelijke functies en, als proost van het kapittel van de Sint-Pieterskerk, trad hij bovendien op als kanselier van de universiteit.

Dankzij de omvangrijke dotatie van Ruterius en talrijke legaten en schenkingen van presidenten en weldoeners gold het Atrechtcollege in de 17de-18de eeuw als één van de rijkste colleges van de Leuvense universiteit, met een steeds toenemend aantal beurzen voor studenten en waar naast Artesstudenten meer en meer theologanten en juristen verbleven.

Na de opheffing van de universiteit in 1797 zou het Atrechtcollege nagenoeg meer dan een eeuw in privé-bezit blijven. In 1807 werd het bij openbare verkoop toegewezen aan wijnhandelaar De Bruyn. Wellicht was het ook De Bruyn die in 1818 op het voorplein  de Japanse honingboom liet aanplanten.

Met de aankoop van het complex in 1921 door de Congregatie van de Dochters van Maria van Paridaens, op naam van de Leuvense universiteit en met het doel er een pedagogie voor meisjesstudenten in onder te brengen, werd het college in zijn vroegere functie hersteld. Hiermee gingen echter ook de nodige verbouwings-, aanpassings- en moderniseringswerken gepaard en ingevolge het stijgend aantal meisjesstudenten diende al vlug naar uitbreiding gezocht.

Reeds in 1923-24 werd onder leiding van kanunnik Jan Janssen het koetshuis omgevormd en heringericht met logeerkamers. In het hoofdgebouw bestond de gelijkvloerse inrichting in een bureau voor de directrice, een spreekkamer en salons, een grote en kleine eetzaal, een kapel en een veranda; op de eerste verdieping waren de kamers van de zusters gelegen; de bovenste verdieping werd heringericht met nieuwe kamers. Aan tuinzijde werd het eigendom in 1942 ten zuidoosten uitgebreid met een belendend perceel dat oorspronkelijk deel uitmaakte van het huis De Munter doch door de universiteit als moestuin werd geïncorporeerd in het collegedomein (huidige parking). Tenslotte werd nog in 1949 in het verlengde van de noordvleugel een bijkomende verblijfsvleugel met 21 kamers opgetrokken naar ontwerp van architect Emile Goethals.

In 1977 werd de meisjespedagogie opgeheven. Na de nodige renovatiewerken onder leiding van de directeur-hoofdingenieur A. Verheyden van de Technische Diensten Katholieke Universiteit Leuven bracht de universiteit hier vanaf 1979 meerdere  dienstverlenende instellingen onder: de Dienst voor Studie-advies, de Coördinatiecommissie Plaatsingshulp, het Psychotherapeutisch Centrum voor Studenten en de Dienst Permanente Vorming.

Naast de vzw Ferdinand Verbiest-Stichting en het China-Europa Instituut die hier respectievelijk sinds 1983 en 1986 zijn ondergebracht en door de KU Leuven werden opgericht met het oog op een Sino-westerse samenwerking in het vlak van cultuur en wetenschap, huisvest het college vandaag onder meer de 'International Office' van de universiteit, diverse universitaire organisaties onder meer de KU Leuven-alumni en vzw Coimbra, en afdelingen van de Departementen Geologie en Natuurkunde.

Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Atrechtcollege [online] https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42153 (Geraadpleegd op 19-08-2019) 

Voor de (meeste) Leuvenaars is de Boom van 't Groot Verdriet geen onbekende.

Op de binnenkoer langs de Naamsestraat staat een reusachtige Japanse honingboom (Sophora japonica).
Deze boom is meer dan 200 jaar oud en is gezaaid door een geestelijke die vanuit Japan zaad had meegebracht van deze soort. Beelden uit het begin van deze eeuw laten zien dat de boom toen haast dubbel zo groot was en de takken tot aan de gevels van de overkant van de straat kwamen.
De Leuvense studenten noemden hem vroeger de boom van groot verdriet. Tussen 1921 en 1977 werd het Atrechtcollege voornamelijk gebruikt als tehuis voor studentinnen. De strenge tucht die er heerste, veroorzaakte heel wat verdriet bij de jongens die aan de ingang, dus bij de honingboom, hun geliefde onbereikbaar zagen (de meisjes moesten 's avonds om 19u binnen zijn).

 

🡡