Overslaan en naar de inhoud gaan
Alleen langs deze kant groeien er bloemekes…


Mijn vader was een verstandig en nuchter man, hij was niet zo lang naar school geweest. Hij kreeg de kans niet omdat hij als oudste mee moest zorgen dat er brood op de plank kwam. Als jonge snaak heb ik vaak met hem geworsteld om mezelf te kunnen worden, maar nu besef ik dat ik hem ook heel erg bewonderd heb en naar hem heb opgekeken. En héél veel van hem geleerd heb. Niet uit de boeken wel uit het leven. Levenswijsheid heten ze dat. Hij stimuleerde ons, eiste veel en het was zelden goed genoeg (zoals dat wel vaker gebeurde in die tijd). Maar hij vertelde ook heel veel, verhalen van vroeger en nu. Het was een soort kennisoverdracht van de vorige generatie aan de volgende. Is dat niet wat wij ‘traditie’ noemen? Traditie komt van het Latijnse ‘tradere’ overdragen ‘traditio’. Als ik daar nu op terug kijk, denk ik soms dat hij een soort Oud-Testamentische patriarch was. Die ons heel wat boerenwijsheden voorhield en voorleefde. Manneke zei hij soms vertederd… als we onze wildste of grootse dromen uitspraken: ‘doe dat maar, dan doe je ondertussen geen ander kwaad…’ of nog ‘het gras aan de andere kant is altijd groener aan de andere kant, maar alleen aan deze kant groeien er bloemekes’ maar ge moet wel goed kijken! ‘Maar je moet goed kijken om te kunnen zien… en dan zal je het misschien wel inzien.’

Als je wat ouder wordt, kijk je al eens terug op je leven en hoe het geworden is. Het zijn enkele gedachten die bij mij opkwamen toen ik enkele dagen geleden dit prachtig Chassidisch verhaal nog eens onder ogen kreeg, dat ik graag met jullie wil delen.

In Praag, in de arme joodse wijk, woonde een man die zeer leed onder het feit, dat zijn gemeente zelfs geen gebedshuis kon bouwen. Op zekere nacht droomde hij: een man verscheen hem, en zei dat hij moest gaan graven onder de grote brug in de stad. Daar zou hij een schat vinden die alle moeilijkheden kon oplossen. De man werd 's morgens wakker, en nu pas besefte hij hoe sterk hij wel gedrukt ging onder de armoede van zijn hele buurt. Maar de droom kwam terug, een tweede keer, een derde keer. Toen besefte de man dat het geen gewone droom was, maar een teken dat hem van boven werd gegeven, een opdracht.

De grote brug in Praag werd streng bewaakt, en zonder speciale pas kon men er niet over. Soldaten bewaakten alle toegangen. Vruchteloos probeerde de arme jood om toch ongezien bij de brug te geraken. Iedere dag ging hij terug, tot de soldaten, die hem al langer hadden opgemerkt, ingrepen en hem bij de commandant brachten. Die wilde weten waarom hij al dagenlang rondsloop. Tenslotte vertelde de jood over zijn droom. De commandant moest hartelijk lachen. 'Ach beste man, zei hij, wat er hapert weet ik niet, maar ik raad je aan eens flink te eten, languit te slapen, en dan ben je die hersenschim wel kwijt. Maar laat je hier niet meer zien'. De jood wilde reeds buitengaan, toen de commandant vriendelijk zei: 'Kijk eens, beste man, dromen zijn nu eenmaal bedrog. Voor een paar nachten nog had ik ook een droom. Er kwam een man naar mij toe, en sprak: Ga naar het huis van de jood Jakob Eisner, neem de haardplaat weg, graaf en je zult een grote goudschat vinden. Zeg nu zelf: de helft van alle joden heten Jakob, en er zijn meer dan tweehonderd families Eisner in Praag.' En Jakob Eisner ging naar huis. Hij nam de haardplaat weg, groef en vond inderdaad een goudschat. Met dat geld werd een bedehuis gebouwd dat naar hem genoemd werd.


Willy Staessens

🡡