Overslaan en naar de inhoud gaan

Historiek

Door het akkoord van 13 oktober 1835, gesloten tussen de gemeenteraad van Leuven en het Belgische episcopaat, werden de gebouwen van de oude universiteit waaronder de lakenhal en diverse colleges die na haar opheffing in 1797 in het bezit van de stad waren gekomen, aan de universiteit in erfpacht gegeven.

Zo kon de medische faculteit beschikken over collegezalen in de lakenhal en over het 18de-eeuwse anatomisch theater op de hoek van de Minderbroedersstraat met de Kapucijnenvoer. Daarnaast mocht ze gebruik maken van het oude Sint-Elisabethgasthuis met kraamkliniek uit 1819, die beiden werden beheerd door de Commissie van Openbare Onderstand en in 1840-1849 werden vervangen door het innoverende en inmiddels grotendeels gesloopte Sint-Pietersgasthuis.

De eerste drie decennia voldeden de gebouwen ruimschoots aan de behoeften van de medische faculteit. Met de stijging van de studentenbevolking en vooral als gevolg van de bij wet van 1876 opgelegde verplichting om ruimten voor practica en laboratoria te voorzien werd uitbreiding echter onvermijdelijk.

Op het intussen liberale stadsbestuur diende niet langer gerekend, bovendien waren de financiële middelen beperkt zodat in eerste instantie noodoplossingen Afbeelding verwijderd.werden uitgewerkt door herinrichting en vergroting van de bestaande gebouwen. Deze situatie bleek onhoudbaar zodat in 1875 de aanzet werd gegeven voor het eerste nieuwbouwproject dat de universiteit voor eigen rekening liet optrekken namelijk het anatomisch theater van Helleputte, in 1906 gevolgd door de uitbreiding met het pathologisch instituut van Vincent Lenertz.

Vesaliusinstituut of anatomisch amfitheater

Omstreeks 1870 voldeed het anatomisch amfitheater dat in 1744 onder impuls van H.-J. Rega (1690-1754) ,doctor in de geneeskunde, was opgericht op de hoek van de Kapucijnenvoer met de Minderbroedersstraat niet langer aan de wetenschappelijke eisen en was bovendien te klein geworden voor het groeiend aantal medische studenten.

In 1875 werd een verzoek tot uitbreiding door de stad Leuven geweigerd omwille van de vele klachten van de omwonenden over het lijkentransport vanuit het verderop gelegen Sint-Pietersgasthuis aan de Brusselsestraat.

Het stadsbestuur suggereerde daarom om dichterbij een nieuw complex op te richten en was zelfs bereid om tussen te komen bij de aankoop van een geschikt terrein. Op 7 juli 1876 werd de bouwaanvraag door de stad goedgekeurd en nog geen jaar later, op 21 april 1877, werd het 'Institut Vésale' met veel luister ingehuldigd. Het omvatte een achthoekig auditorium voor 200 studenten met aanleunend een rechthoekige dissectiezaal en was via het binnengebied rechtstreeks verbonden met het meer noordoostelijk gelegen Sint-Pietersgasthuis aan de Brusselsestraat. In de bestaande woning links van de nieuwbouw waren intussen, na de nodige aanpassingswerken, het anatomisch museum en twee laboratoria ondergebracht.

In zijn gelegenheidstoespraak prees professor Ledresseur de praktische voordelen van het nieuwe auditorium: een trapsgewijze schikking van de houten banken voor de studenten, een Afbeelding verwijderd.overvloedige lichtinval verzekerd door ruim 60 vierkante meter beglazing, een optimale verluchting dank zij de ruim 1250 kubieke meter luchtinhoud en een continue ventilatie met kachels die zuivere, opgewarmde lucht verspreidden en tenslotte een prachtige akoestiek.

Over de nieuwe dissectiezaal was de professor niet minder enthousiast. Onontbeerlijke zaken zoals licht, lucht en water waren verzekerd door een egale verlichting (40 vierkante meter beglazing) en door waterreservoirs (3600 kubieke meter) gevoed door het regenwater van de bedaking. Op dat moment bleek geen enkele andere Belgische universiteit over een dergelijke modeluitrusting te beschikken. De originele plannen bleven niet bewaard. In 1883 werd door Helleputte het 'cabinet de physiologie' gerealiseerd, een klein verbindingsvolume tussen de verbouwde woning en het nieuwe amfitheater. In 1896 volgt een uitbreiding met een éénlaagse aanbouw haaks op de dissectiezaal. In 1906 werd de woning met labo’s en museum gesloopt voor de bouw van een nieuw 'institut de pathologie' naar ontwerp van Vincent Lenertz (zie infra). In 1907 verdwijnt het aanpalende "cabinet de physologie" en wordt aan straatzijde vervangen door een afsluitmuur met smeedijzeren hekwerk. Het anatomisch theater behield zijn functie tot eind jaren 1940.

Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Vesaliusinstituut en Pathologisch Instituut [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206127 (geraadpleegd op ).

 

🡡